Historiepenningen 17de eeuw

1691_front

1691: Congres de ’s-Gravenhage

1 jan, 1691 | Penningen

Al tijdens de opmars van Willem III in Engeland naar Londen, de plek waar hij vier maanden later met zijn vrouw zou worden gekroond, was op het vasteland een oorlog uitgebroken. Natuurlijk was Lodewijk XIV weer de aanstichter, ditmaal met een aanval op de Duitse vesting Philippsburg, maar de Zonnekoning hoopte dat hij met zijn korte en beperkte actie een gat in de Franse grens kon dichten om daarna snel een vrede te kunnen aanbieden die hem in staat zou stellen de terreinwinst te behouden. Hij werd hierin teleurgesteld. De reden hiervoor was dat Willem met zijn verhoogde status als koning van Engeland ineens een zeer gezaghebbend middelpunt kon vormen van een nieuwe grote internationale coalitie. Een bijkomende, maar niet minder belangrijke reden was dat hij nu de schatkisten van twee rijke landen, de Republiek en Engeland, kon gebruiken om bondgenoten met subsidies en financiële injecties te verleiden zijn rangen te versterken.

Deze penning is een prachtige illustratie van de centrale rol die de Nederlandse Republiek speelde in de grootse geopolitiek die Willem tegen die tijd had ontwikkeld om Frankrijk te beteugelen. We zijn getuige van een belangrijk moment in de diplomatieke geschiedenis van Europa, iets waar de penningmaker zich van bewust was. Beginnen we met zijde waarop we de personificaties zien van moed, wijsheid en eendracht. Boven een brandend altaar geven Moed, Wijsheid en Eendracht elkaar de hand, op het altaar in het Latijn: Toegewijd aan het algemeen welzijn, met als randschrift: CONSILIO, CONCORDIA ET FORTITUDINE, Door beleid, eendracht en dapperheid. Voor ons onzichtbaar, maar voor de eigenaars van deze penning niet, stond op het plat van de rand in het Latijn: Dat God, koning der koningen, deze besluiten overal moge zegenen!

Voordat we overgaan naar de andere zijde van de penning kijken we kort naar de realiteit van dat voorjaar, Den Haag. Nog nooit waren in Den Haag zoveel vorsten als bondgenoot en belangstellende bij elkaar geweest. De Hofstad kon de toevloed van hoge gasten met hun gevolg, hun koetsen, lakeien, escortes en paarden niet aan; tot in de verre omtrek moest logeerruimte beschikbaar worden gesteld. Zo waren daar de keurvorst van Brandenburg en de prins van Württemberg met zijn broer, de keurvorst van Beieren. Daar waren de hertogen van Brunswijk, Lünenberg en Zelle. Uit de Spaanse Nederlanden maakte de Landgraaf van Castañaga, Landvoogd in Brussel, zijn opwachting. Naast nog zo’n tientallen kleinere vorsten waren er meer dan dertig ambassadeurs met hun stoeten, afgezanten van de keizer, van Madrid, van Savoye, Zweden en Denemarken.

Al deze personen waren gekomen voor het bijwonen van het Haagse Congres, een vergadering annex krijgsraad waarin de buitenlandse bondgenoten van Willems coalitie besluiten moesten gaan nemen over uiteenlopende zaken als de verdeling van de beschikbare subsidies, hoe de eerste campagne tegen Frankrijk eruit moest gaan zien en wie tot het corps van stafofficieren zou gaan horen. Over wie opperbevelhebber van de geallieerde troepen werd bestond niet de minste twijfel: de koning van Engeland.

Kijken we naar de andere zijde de penning, waar zich de Grote Raad der Goden op de Olympus ontrolt. We herkennen onder anderen de zeegod Neptunes met zijn drietand, en oorlogsgod Mars in zijn harnas. In het midden zit de voorzitter, de duidelijk vertoornd kijkende oppergod Jupiter. De oppergod is ontstemd over de buitensporige boosheden van het mensdom en vind het de hoogste tijd voor een gepaste bestraffing. Het citaat is uit de ‘Metamorphosen’ van Ovidius: INGENTES ANIMO DIGNAS JOVE CINCIPIT IRAS, CONCILIUMQUE VOCAT, Jupiter zo vergramd en verhit als een grote god past, dagvaardde de Raad. Op de voorgrond wordt het Olympische conclaaf naar Haagse maatvoering teruggesneden, uit het Latijn vertaald: De vergadering der verbonden vorsten, onder de voorzitting van Willem III, koning van Britannië, in ’s-Gravenhage gehouden 1691.

Helaas moest het godenberaad inderhaast worden afgebroken, want terwijl de bondgenoten beraadslaagden had Lodewijk de tijd genomen om beleg te slaan voor de strategische vestingstad Mons (Bergen). De Negenjarige Oorlog was serieus begonnen.