Historiepenningen 17de eeuw

1688_front

1688: Utrecht, ontvangst van gevluchte Franse protestanten

1 jan, 1688 | Penningen

De agressie van Lodewijk XIV beperkte zich niet alleen tot andere landen, maar was ook gericht op eigen onderdanen, op Fransen. Op Protestantse Fransen, welteverstaan. Een koning voerde als eretitel de benaming REX CHRISTIANISSIMUS, allerchristelijkste koning. Het was een titel die al een paar eeuwen mee ging, en stamde uit de tijd dat het christelijke geloof geheel samenviel met het katholieke geloof. In Lodewijks tijd was het protestantisme alweer anderhalve eeuw oud, maar hij nam zijn taak als koning die het katholieke geloof moest beschermen dermate serieus dat hij ervan droomde over een Frankrijk te kunnen heersen dat uit louter katholieken bestond. Zover was het nog lang niet; er woonden zo’n 2 miljoen Hugenoten in zijn koninkrijk en die Franse protestanten hadden een eeuw eerder, in 1598, met het Edict van Nantes een aparte en beschermende status gekregen. De Zonnekoning besloot in 1585 dit Edict nietig te verklaren. Van de ene dag op de andere werd het verboden nog langer Hugenoot te zijn.

Het was een besluit dat verstrekkende gevolgen had in Europa. Al een poosje voelden de protestantse landen zich in het gedrang komen, omdat sommige katholieke vorsten weigerden het geloof van hun andersdenkende onderdanen te respecteren. Nu Lodewijk in het machtige Frankrijk zulk beleid actief besloot toe te passen, begonnen velen in bijvoorbeeld de protestantse Nederlandse Republiek te vrezen dat een religieoorlog ophanden was. Dat werd nog versterkt door het vuur waarmee in Frankrijk de Hugenoten werden gedwongen hun geloof op te geven. Hele regimenten dragonders werden in de Hugenotendistricten ingekwartierd, en deze rauwe gasten mochten zich alles permitteren zolang de protestant zich maar tot de Roomse Kerk bekeerde. Verkrachtingen, plunderingen, martelingen, moordpartijen – een ware terreurcampagne liet Lodewijk tegen zijn eigen onderdanen ontketenen.

Hoewel het verboden was Frankrijk te ontvluchten, gebeurde dit toch. Veel Franse Hugenoten gingen naar Engeland of naar het eveneens protestantse Brandenburg, en ook een aanzienlijk deel ging naar die kleine calvinistische republiek in het noorden. In de Nederlandse Republiek werd door solidaire protestanten, maar ook door de hoog opgeleide en gearticuleerde kolonie van Franse vluchtelingen geen publiciteit gegeven aan de geloofsvervolging van Lodewijk XIV, waardoor de vaak berooide geloofsgenoten in Nederland op veel compassie konden rekenen. Zo werden woningen beschikbaar gesteld en werden beroepsverenigingen voor de Franse collega’s toegankelijk gemaakt. Ook ontstond een wedijver tussen steden onderling om geld in te zamelen, vergelijkbaar met tegenwoordig wanneer een natuurramp ergens op aarde ook wordt gevolgd door een inzamelingsactie  op televisie. De stad Utrecht had bij haar burgers een bedrag opgehaald dat de verwachtingen overtrof en schonk de nieuw aangekomenen ook nog eens een gratis poorterschap. Uit dankbaarheid lieten de Utrechtse Hugenoten deze herdenkingspenning maken.

De Nederlandse leeuw links laat de ene poot rusten op het Utrechtse stadswapen, terwijl hij zijn poot heeft geplant op een bijenkorf waaruit, ter illustratie van de betoonde bereidheid het zoete van zijn welvaart met de vreemdelingen te delen, een aantal honingraten zijn gevallen. HOSTIBUS ENSE MIN ANS, MISEROS SCIT PASCERE MELLE, de vijanden dreigend met zijn zwaard, weet hij de ellendigen met honing te spijzen.

De rugzijde heeft de tekst: De hervormde Fransen hebben deze gedenkpenning dankbaar opgedragen aan de Utrechtse vrijstaat, waarheen ze waren gevlucht vanwege de godsdienst, die hen als een barmhartige moeder ontving en die allen als eigen inboorlingen heeft toegelaten en velen van hun met de liefdesgift van het burgerschap heeft begunstigd, in het jaar des heren 1688.