Historiepenningen 17de eeuw

1672_front

1672: Lof op Karel Rabenhaupt

1 jan, 1672 | Penningen

Het Rampjaar 1672 spoelde over de Republiek als een lawine waartegen niets of niemand bestand leek. Daarom eerst iets over dat jaar, om het bijzondere belang van de gebeurtenis op deze penning te kunnen begrijpen.

Bij de vorige penning werd al gewezen op de wrok bij de Engelse koning, als gevolg van de nederlaag in 1667 bij Chatham. Het jaar daarop zou zich bij de animositeit van Karel II de gal voegen van de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV. De Zonnekoning had gedacht op eenvoudige wijze de Spaanse Nederlanden (het huidige België) te kunnen verschalken, maar had Johan de Witt op zijn weg gevonden, die vliegensvlug een militair bondgenootschap in elkaar had getimmerd om de Franse expansie een halt toe te roepen. Met dit Drievoudig Verbond (Triple Alliantie) dwong De Witt Lodewijk in 1668 rechtsomkeer te maken, een afgang die voor de gekrenkte Zonnekoning om wraak riep. Toen hij de Engelse koning polste voor een vergeldingsaanval op de Republiek, kreeg deze direct een positief antwoord. Ook vond Lodewijk twee andere bondgenoten, de buitbeluste bisschoppen van Keulen en Münster. Toen hij na deze jarenlange voorbereiding in mei 1672 aanviel,  hadden de kaarten er voor de Republiek nauwelijks slechter bij kunnen liggen. De Fransen met hun bondgenoten hadden een leger van 120.000 man, de Republiek had er nauwelijks 30.000. Het water van de Rijn en de IJssel, de natuurlijke grenzen, stond historisch laag.

De aanval van de Fransen verliep dan ook als een perfecte storm – alles werkte in hun voordeel. In bijna een maand tijd veroverden Lodewijk en zijn bondgenoten zestig stadjes en vestingen (voor de Fransen reden tot de uitgifte van talloze gedichten, prenten en: penningen). Het kleine Nederlandse leger had tegenover de overweldigende aanval weinig anders kunnen doen dan terugtrekken. Wel had men besloten de sluizen te openen en de dijken door te steken voor het opwerpen van een waterlinie: een gordel van vijf aaneengesloten polders die moest onderlopen en een binnenmeer zou veroorzaken dat zich over de grens van Holland en Utrecht uitstrekte van de Zuiderzee tot aan de Merwede. Het was een geluk bij een ongeluk dat de vijand, ook al verzette geen stad zich langer dan drie dagen, relatief veel tijd kwijt was om alle stadjes en vestingen in Oost- en Midden-Nederland te veroveren.

Hierdoor kreeg de waterlinie, ondanks de lage waterstand, toch kans om vol te lopen.

En zo lag er in de eerste week van juli een brede strook van glinsterend water tussen die de ene helft van de Republiek en de andere. De ene helft, bestaande uit Holland, Zeeland en Friesland, was vrij – al was daarmee wel alles gezegd. In deze helft overheerste paniek en chaos, en verkeerde het gezag in een acute crisis. Het verhaal vanaf 1672: spotpenning op het anti-orangisme zal daar dieper op ingaan. Hier gaat het ons eerst en vooral om de andere, oostelijke helft van de Republiek. Daar kreeg men te maken met een volkomen nieuw gezag, dat van of de koning van Frankrijk of dat van de bisschop van Münster. De gewesten Utrecht, Gelderland, Brabant, Drenthe en Groningen kregen te maken met stelselmatige plunderingen en bijkomende moord en verkrachting, met inkwartiering en met tal van vormen van fiscale terreur. De Fransen en de Münstersen waren zich ervan bewust te zijn neergestreken in een rijk land en brachten de oorlog o zoveel mogelijk manieren op de overwonnen bevolking in rekening.

Gedurende het hele jaar 1672 leek de strijd te land net zo hopeloos als de situatie in het bezette oostelijke deel van de Republiek. Vertrappeld, misbruikt, geschoffeerd, de Republiek was de onderliggende partij. Alleen in Groningen werd dit pessimisme gelogenstraft. De bisschop van Münster had de hoofdstad van de provincie belegerd, maar had ruim een maand later, op 17 augustus, de handdoek in de ring moeten gooien. Het verzet van de stad, onder leiding van de Hessisiche beroepsmilitair Karl von Rabenhaupt, was onverzettelijk en agressief geweest. In de maanden na het ontzet had Rabenhaupt de tegenaanval ingezet en de Münsterse benden methodisch uit de Groninger schansen en sterkten verdreven. In de donkere maanden van 1672 was Rabenhaupt in Groningen het enige lichtpuntje. Voorwaar een penning waardig.

Rond zijn portret in vertaling: Karel Rabenhaupt, krijgsvoogd van Groningen en de Ommelanden. Op de rugzijde rijmend trompetgeschal: De krijgsdeugt eer dit beelt/ van moet en trouw geteelt/ de schrik der oorlogsknegten/ die stad en land bevegten/ nu drijft de kunst zijn lof/ en beeld in stempelstof/ om zonder mond, veel eeuwen/ zijn deugden uit te schreuwen.