Historiepenningen 17de eeuw

1672_front3

1672: Gebroeders De Witt vermoord

1 jan, 1672 | Penningen

Op 12 juni galoppeerden de ruiterij van Lodewijk XIV het water van de Rijn in en stonden de Fransen op Nederlandse bodem. Paniek was er al eerder. Door voorbeeldige planning en militaire dril was de vijand erin geslaagd onthutsend snel op te marcheren, een nadering die in tal van Nederlandse kranten nauwgezet viel te volgen. Het sterke Maastricht werd door de Fransen genegeerd, de zeven Rijnfortjes in het bestek van een week veroverd – hier kwam een vijand aan van het kaliber waar Nederland sinds de Tachtigjarige Oorlog niet meer tegen had gevochten. Toen na de Franse doorbraak bij de Rijn het Nederlandse legertje zich ook nog eens vliegensvlug terugtrok, volgden een ware angstgolf. Vluchtelingenstromen kwamen op gang, alle westwaarts, en iedereen nam sterke verhalen mee, op smaak gebracht door verhalen van anderen en eigen angstvisioenen. Een van de meest overheersende verhalen was van het type: samenzwering.

Want hoe was het mogelijk geweest dat de Nederlandse defensie niet op orde was? Hoe kwam het dat uit alle steden het vooral de regenten waren die in grote haast vertrokken? Hoe kon de Franse opmars zo soepel verlopen? Samenzweringstheorieën boven de meest sluitende antwoorden op deze en vele andere vragen. En de paniek en doodsangst waarmee men op de vlucht sloeg of afwachtte wat het lot zou brengen peperden het beantwoorden van de vragen met een gerichte woede. Het gezag was verantwoordelijk, en niemand meer van het gezag dan de allerhoogste leden ervan, Johan de Witt en diens broer Cornelis. Overal in Holland, het vrije deel van de Republiek waar geen Frans bestuur was om de openbare orde met harde hand af te dwingen, werden regenten gemolesteerd en hun huizen geplunderd.

Johan de Witt werd slachtoffer van een moordoverval; het scheelde weinig of hij was even buiten het Binnenhof aan een degen geregen. Hij herstelde echter na een ziekbed van ruim drie weken en nam ontslag als raadpensionaris. Ondertussen had ook zijn broer de omdraaiing van de macht aan den lijve ondervonden. Hij was gedwongen geweest om het Eeuwig Edict in te trekken en daarna was hij gevangen gezet op verdenking van het beramen van een moordcomplot op Willem III, die nog maar net tot stadhouder was benoemd. Na een wekenlang durend proces in de Haagse Gevangenpoort, waarin Cornelis de Witt werd gemarteld maar niets bekende, werd hij desondanks uit al zijn functies ontslagen en voor eeuwig uit Holland verbannen. Het was de menigte die zich tijdens dit controversiële proces rond de Gevangenpoort had verzameld niet genoeg. Zij eisten de doodstraf. Toen Johan de Witt de ochtend van 20 augustus zijn broer wilde afhalen, liet de menigte de beide broers niet meer gaan. Men wilde bloed zien en er waren genoeg kerels die zich inspanden dat te laten vloeien. Die middag werden de broers naar buiten gesleurd. Eerst werden ze door de Haagse schutterij gelyncht, daarna ontfermde de lagere standen zich over de lijken, kleedden die uit en begonnen met een vorm van rituele verminking. Zo werden de wijsvingers van de rechterhand als eerste afgesneden en bij opbot verkocht, omdat de broers daarmee het Eeuwige Edict tegen de prins van Oranje hadden gezworen. Spoedig ontaardde het snijden in openrijten, en lostrekken van darmen, het opeten van lichaamsdelen.

Bovenstaande penning herdenkt leven en dood van het broederpaar, en illustreert ook dat veel tijdgenoten onder de indruk waren van de beestachtigheid van de verminking van de lijken. Alle teksten zijn in het Latijn, passend bij twee prominente leden van de elite, en voor het publiek van een penning als deze, alle voormalige leerlingen van de Latijnse School. Onder de borstbeelden in het randschrift: Cornelis de Witt geboren in het jaar 1623, Johan de Witt geboren in het jaar 1625. Achter Johan, en daarna achter Cornelis, verwijzen kleine lettertjes naar het contrast tussen de vorm van hun levens en die van hun dood: Onberispelijk van leven …en zuiver van misdaad. Onderaan, en net boven het De Witt familiewapen: Deze [Cornelis] was de grootste door de wapenen, die [Johan] door de toga.

Op de spectaculaire rugzijde heeft zich een half mythische dierentuin op de broers gestort, zinnebeeld voor het gevreesde veelkoppige monster van de opstandige burgerij, in dit geval die van Den Haag. We zien een leeuw, een eenhoorn, een behaard beest met een lange demonische staart. Het randschrift een citaat van Ovidius, in vertaling: Nu komen ons de grote daden van die burgemeester en de godsspraken van die staatsdienaar, zelfs bij koningen gevreesd, weer in gedachten. Met ‘burgemeester’ wordt Cornelis de Witt bedoeld, die in die functie in Dordrecht diende, en Johan de Witt was als betaald ambtenaar de ‘staatsdienaar’. Op de wimpel op de voorgrond, van Vergilius, de verwijzing naar een moordcomplot op de gebroeders: Een heimelijk verstand maakt het hele gevaarte gaande en mengt zich in het grote lichaam.