Historiepenningen 17de eeuw

1660_front2

1660: Vertrek Karel II uit Scheveningen

1 jan, 1660 | Penningen

Karel II was al dertig jaar oud toen de gebeurtenis die hier wordt gememoreerd plaatsvond. Zelfs voor een dertigjarige zag hij er al oud uit, de penning laat duidelijk zijn getekende gezicht zien, de plooien van zijn wangen. Geen wonder, want deze koningszoon had eerst in de Engelse Burgeroorlog (1642-1649) zijn vader, Karel I, ten onder zien gaan tegenover de Parlementaire troepen van Oliver Cromwell. Daarna had hij moeten meemaken dat zijn vader werd onthoofd. De koningszoon en zijn broer waren daarna het land uitgevlucht en hadden tien jaar lang als bedelende prinsen de Europese hoven afgestroopt, in de hoop op militaire hulp, respect of een financiële bijdrage. Dit vernederende en onzekere bestaan was Karel niet in de koude kleren gaan zitten en dat laat zich op deze penning afzien.

De Nederlandse Republiek had Karel en zijn broer Jacobus deze tien jaar niet erg gastvrij behandeld. Met goede redenen: de zuster van de broers, Mary, was getrouwd met de in 1650 overleden Willem II, en zodra Karel of Jacobus zich in Den Haag lieten zien wisten ze wel een Orangistische rel te veroorzaken. Zoals het verlenen van de Orde van de Kouseband aan zijn neef de prins van Oranje, de piepjonge Willem III. Alleen al dit soort praktijken was voor Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, reden genoeg de Engelse koningskinderen te weren.

Hij wilde het Huis van Oranje immers definitief uit de Nederlandse staatkunde werken. Maar De Witt was ook verplicht Karel en zijn broer te weren, want hij had in 1654, om snel een einde te maken aan de rampzalige Eerste Engelse Zeeoorlog, aan Oliver Cromwell moeten beloven Karel nimmer op Nederlands gebied toe te laten of op enige manier te steunen. Toen Cromwell echter overleed en Engeland riep om de terugkeer van prins Karel II, waren er voor De Witt genoeg redenen de tot dan toe thuisloze Karel op feestelijke wijze binnen te halen en aan de Engels-Nederlandse betrekkingen te redden wat er te redden viel.

Het leek wel alsof Karel koning van de Nederlandse Republiek was geworden, zoveel enthousiasme ontmoette hij op doortocht naar Den Haag. Eenmaal in de Hofstad aangekomen werd hij officieel onthaald door eerst de Staten van Holland en daarna de Staten-Generaal. Hij zat aan bij deftige banketten met zijn jonge neef Willem III en de regenten die hem voorgaande jaren steevast de toegang tot het land hadden ontzegd. Toen Karel dan eindelijk van Den Haag naar Scheveningen toog om vanaf daar de boot naar Engeland te nemen, hadden zich vijftigduizend mensen verzameld om hem toe te jubelen en uit te zwaaien. Johan de Witt kon het onmogelijk ontgaan dat dit behalve steun voor de Engelse prins vooral illustreerde hoe populair het Huis van Oranje bij veel Nederlanders was.

Op de rechterzijde kijkt de tot de troon geroepen Karel ons lichtelijk argwanend aan. CAROLUS II, DEI GRATIA MAGNAE BRITANNIE FRANCIAE ET HIBERNAE REX, Karel II, door Gods genade koning van Grootbritanje, Frankrijk en Ierland. Op de linkerzijde de Engelse oorlogsvloot die de prins kwam afhalen. De binnenzijde van een schelp toont de tekst: Zijne majesteit is uit Holland vanaf Scheveling afgevaren naar zijn koninkrijken op 2 juni 1660. Boven de bollende zeilen van de vloot vliegt Fama, godin van de roem, met een wimpel waarop staat te lezen: SOLI DEO GLORIA, Alleen aan God de eer. Om nog eens te benadrukken dat de ongehoorde lotswending van deze prins aan alleen goddelijk ingrijpen kon worden toegeschreven dit randschrift: IN NOMINE MEO EXALTABITUR CORNU EJUS, Zijn hoorn zal in mijnen naam verhoogt worden, psalm 89.