Historiepenningen 17de eeuw

1612 Front

1612: Beurs van Amsterdam

1 jan, 1612 | Penningen

In 1609 werd de eerste steen gelegd van wat drie jaar later de Amsterdamse beurs zou worden en waarvan deze penning de zilveren herinnering vormt. Het verrees boven de Amstel, op een gewelfde brug met vijf bogen, vlakbij de plek waar tegenwoordig het Paleis op de Dam staat. Niet toevallig was het beschouwd als een de concurrent van de beurs van de stad Antwerpen, die voor haar verovering door de Spanjaarden in 1585 als koopmanscentrum Amsterdam naast zich deed verschrompelen. Maar na de val van Antwerpen en andere steden in Vlaanderen en Brabant was een exodus van Zuid-Nederlanders naar het noorden op gang gekomen waarvan de betekenis voor de prille Nederlandse staat en de Gouden Eeuw nauwelijks is te overschatten. Naar schatting 150.000 Vlamingen en Brabanders zochten hun heil in het noorden, en veel kooplieden namen hun kapitaal, kennis en handelsnetwerk mee. Als geen ander profiteerde Amsterdam daarvan.

De noordelijke Nederlanden blokkeerden de rivier de Schelde, zodat de koophandel van Antwerpen doodbloedde. Amsterdam werd de haven die als eerste als alternatief in aanmerking kwam. Dit werd in de hand gewerkt door het feit dat veel Antwerpenaren hun heil zochten in de Amstelstad. De komst van de zuidnederlanders bracht een transformatie van de handel teweeg. Dreven de Amsterdammers voor hun komst vooral koopvaart in bulkgoederen als haring, teer, zout en andere grove artikelen; de Antwerpenaren brachten verfijning uit andere en verdere oorden. Door enerzijds het wegvallen van de grote concurrent en anderzijds de toevloed van zuidelijke know-how kwam de groei van Amsterdam in een onstuitbare versnelling terecht. De beurs was daar een van de resultaten van.

Hier werden allerhande goederen verhandeld. Hier kon ook op krediet worden gekocht. De handel werd nog eens vergemakkelijkt door de introductie van de wisselbrief, waarmee een koopman geld kon ophalen bij de in 1609 opgerichte Amsterdamse Wisselbank.

Behalve goederen werden op de beurs ook aandelen van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) verhandeld. Die in 1602 opgerichte compagnie had trouwens ook niet kunnen ontstaan zonder de aanwezigheid het Vlaamse en Brabantse durfkapitaal en enorme fondsen  door de komst van de zuiderlingen in de economie  gepompt.

Op de ene kant van de penning zien we de Amsterdamse stedenmaagd, de keizerskroon op het hoofd. In de ene hand houdt ze een palmtak (vrede), in de andere het stadswapen; ze wordt geflankeerd door Mercurius, de god van de handel, en door vrouwe Dapperheid. Het water, toch het medium dat alle rijkdom naar de stad bracht, stroomt onder de brugbogen door waarin allerhande koopwaar dobberen zoals balen textiel en vaatjes wijn. Het randschrift: D’eerwaarde Deugd haar rechter arm beschut: de coopmanschap haar linker onderstut.

Op de andere kant van de penning vliegt fama, de godin van de roem, boven het IJ; op de voorgrond de IJgod, achteloos met de elleboog steunend op een kruik waaruit de rivier stroomt die zijn naam draagt, in de andere hand een scheepsroer, verwijzend naar scheepvaart maar hier ook naar goed bestuur. Op de achtergrond de schepen waarmee alles werd aan- en afgevoerd. Vier burgemeesters, eêl en vroom van stam, regeerden het volk- en scheeprijk Amsterdam.