Historiepenningen 17de eeuw

1604_front

1604: Bij de dood van burgemeester Pieter van der Werve

1 jan, 1574 | Penningen

Toen dertig jaar na het Leids ontzet Pieter van der Werve zijn laatste adem uitblies, liet de stad een penning slaan om zijn doorslaggevende optreden tijdens het beleg te herdenken als burgemeester. In de tweede fase van het beleg van Leiden in 1574 was de honger uitgegroeid tot een splijtzwam, die bijna tot capitulatie had geleid. De duizend koeien, schapen en geiten die bij aanvang nog binnen de stad hadden gegraasd, waren alle op georganiseerde wijze geslacht op over de bevolking verdeeld en ook alle katten en honden waren opgegeten. De prijzen van wortelen, kool en radijs stegen tot astronomische hoogte. Moeders zagen hun zuigelingen sterven, ouden van dagen bezweken. Daarna was de pest binnen de muren gekomen, die dagelijks karrenvrachten doden eiste. Zesduizend van de 18.000 inwoners zou de bevrijding van Leiden niet halen.
Terwijl de nood steeg, bestookte de Spaanse bevelhebber Valdez (Baldeus op deze penning) de bewoners met verleidelijke aanbiedingen. Hij beloofde een vreedzame behandeling wanneer men zich overgaf. Hij wees erop dat verder verzet de belegeraar alleen maar hardvochtiger maakte, en dat terwijl de burgers onmogelijk konden worden bevrijd omdat de Spaanse greep op de stad bijzonder sterk was. Dat laatste was inderdaad waar, de Spanjaarden hadden Leiden met zo’n zestig sterkten ingesloten – capitulatie leek slechts een kwestie van tijd. Daarom kwam het tot een opstand. Een aantal burgers drong het stadhuis binnen en eiste dat men hen of te eten gaf, of de poorten openden om de bevolking van zijn lijden te verlossen. De burgemeesters van Leiden peinsden er niet over capitulatie, wezen op de beestachtige wijze waarop Naarden en Haarlem door de vijand waren gestraft voor hun verzet. Bij een van deze heetgebakerde gesprekken had Pieter van der Werve uitgeroepen: “Lieve medeburgers, ik heb een eed gedaan die ik, vertrouwend op de Gever, hoop gestand te doen, en omdat ik weet dat ik ooit sterven zal, maar ik onkundig ben over het tijdstip waarop, maakt het mij niet uit dat, wanneer ik dan toch sterven zal, het door uw hand of door die van de vijand gebeurt. Daarom, als u door mijn dood geholpen bent, sla de handen aan dit lichaam, snij het aan stukken en deel het uit als spijs zolang de voorraad strekt.”
Aan het tanige profiel van Van der Werve te zien zou de voorraad snel zijn uitgedeeld. De toespraak van de burgervader had een voorbeeld van zelfopoffering gegeven dat de klagers en angstige Leidenaars de mond snoerde. Op de tekstzijde van de gedenkpenning wordt naar bovenstaande speech verwezen: DIT’S VANDE WERF, DIE PAL/DUS BINNE LEIDENS WAL/VOOR KERK EN GODSDIENST STOND/EN DEMPTE MET ZYN MOND/BALDEUS OORLOGSLIST/PEST, HONGER, BURGERTWIST/EN RUKTEN UIT DIEN BRAND/DE VRYHEIT VAN HET LAND