Historiepenningen 17de eeuw

1574_front

1574: Ontzet van de stad Leiden

1 jan, 1574 | Penningen

Bij Alkmaar, zo heet het, ‘begon de victorie’. Het was de inwoners van dat stadje gelukt door vastberaden verzet de intussen uitgedunde en uitgeputte Spanjaarden af te weren. Als om deze mislukking te wreken vielen ze in oktober 1573 aan op Leiden, dat met zijn 18.000 inwoners tot de grootste steden van Holland behoorde. Het stadsbestuur was echter voorbereid en had grote voedsel- en wapenvoorraden aangelegd. Het beleg was bijna zeven maanden oud toen de Spanjaarden de muren verlieten om de slag op de Mookerheide te vechten. De Leidenaars meenden echter dat het beleg definitief ten einde was en richtten een feest aan. Niemand die eraan dacht nieuwe voorraden in te slaan, de Spaanse belegeringswerken te vernielen en de eigen manschappen te verversen. Maar een maand later, eind mei, waren de Spanjaarden terug. Nu was Leiden volstrekt niet voorbereid.
De honger en de tweedracht die door dit tweede beleg de bevolking in zijn greep kreeg komt aan de orde bij de penning hierna, waar de dood van burgemeester Van der Werf wordt herdacht. Deze penning geeft uitdrukking aan de wonderbaarlijke redding van de stad nadat honger en ziekte een derde van de bevolking de dood in had gejaagd. De Spanjaarden hadden hun schansen en belegeringswerken uitgebreid en de stad leek hen nauwelijks meer te kunnen ontgaan. Toch zouden de Leidenaren worden gered, door het water. De watergeuzen staken in september 1574 de dijken bij Rotterdam en Capelle door, waardoor het ommeland van Leiden onderliep. Helaas was de waterstand te laag om de platgeboomde geuzenvloot te kunnen dragen en de Spanjaarden uit hun versterkte schansen te kunnen verdrijven. Ondertussen stonden burgemeester Van der Werf en zijn confraters met Willem van Oranje en de geuzenleider Boisot in contact via postduiven en hoopten zij op een spoedig ontzet.
Toen vond het wonder plaats waarnaar deze penning verwijst. Eerst blies eind september een harde storm het water uit de noordzee in de monding van de Maas, en door de bressen in de dijken bij Rotterdam en Capelle. Daarna draaide de wind en werd het aanwezige water opgestuwd richting Leiden. Was het water eerst negen duim diep (nog geen twintig centimeter), dankzij de wispelturige storm was het peil ineens opgezweept tot meer dan twee voet: zestig centimeter. De geuzen vielen aan, de Spanjaarden renden voor hun leven en Leiden was bevrijd. De dankbaarheid en blijdschap hierover blijken uit de in de penning gemaakte vergelijking.
Op de ene zijde zien we een tafereel dat verwijst naar het beleg van Jeruzalem door de Assirische koning Sanherib. In het bijbelboek Koningen staat beschreven hoe deze machtige vorst zich dankzij zijn immense leger rijk rekende en zich smalend over de God van de Joden uitliet. De kansen van Sanherib keerden dramatisch nadat een engel in zijn legerkamp verscheen en 185.000 van zijn soldaten over de kling joeg. De vertaling van de korte Latijnse frase luidt: Zoals Sanherib van Jeruzalem 2e boek Koningen hoofdstuk 19.
Op de andere zijde is duidelijk te zien hoe het aanwassende zeewater en de kleine sloepen van de watergeuzen een wirwar van figuurtjes, de armen in de lucht geheven, op de vlucht drijft. SIC HISPANI A LEYDa NOCTU FUGerunt 3 OCTObris 1574, Aldus zijn de Spanjaarden ’s nachts van Leiden gevlucht op de 3 oktober 1574.