Historiepenningen 17de eeuw

1566 Front

1566: Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk; waarschuwing tegen de invoering van de inquisitie.

1 jan, 1566 | Penningen

Het jaar 1566 is in het voorspel van de Tachtigjarige Oorlog een sleuteljaar. In een duizelingwekkende vaart volgde de ene gebeurtenis op de andere en ontstond een situatie waarin de bakens niet meer konden worden terug gezet. Er was zoveel schade aangericht dat het conflict tussen de koning en zijn onderdanen alleen nog maar kon escaleren.

Deze penning verwijst naar een van de eerste stappen op de escalatieladder. Op de ene zijde staat de landvoogdes afgebeeld, Margaretha van Parma, die in Brussel in naam van haar broer, de Spaanse koning Filips II, de 17 Nederlandse gewesten bestuurde. Zij werd geacht de orde te handhaven, hetgeen ook betekende dat ze de jonge protestantse religie moest vervolgen. In de plaats Trente had een Concilie besloten de ketterplakkaten te verstrengen en als goede katholiek had Margaretha in 1566 de invoering van de inquisitie aangekondigd en alle regeerders en overheden bevolen zich aan de strenge ketterplakkaten te houden.

De andere zijde van de penning illustreert de verbolgenheid van de Nederlandse onderdanen over de maatregel. We zien de Nederlandse leeuw die beknelt zit in een drukpers; gadegeslagen door een menigte draaien de Landvoogdes, haar belangrijkste minister kardinaal Granvelle, en een Spaanse soldaat de pers steeds harder toe. De leeuw was een geliefd heraldisch motief en stond voor moed en edelmoedigheid. Het onderschrift op de penning luidt dan ook: Quid premitis? Redeat si Nobilis ira Leonis: Wat drukt u? Wee u, wanneer de leeuw zijn edelmoedige gramschap hervat. Op de voorgrond liggen papieren verstrooid; de eeuwenoude afspraken met landsheren, handvesten en gunstbrieven waarop de vrijheid van de onderdanen was gefundeerd.
Rond dezelfde tijd had een processie van vierhonderd lagere edellieden door de straten van Brussel geparadeerd om de Landvoogdes een petitie aan te bieden. De optocht trok veel bekijks omdat de mannen sjiek waren gekleed, niet te paard gingen maar te voet, en ook nog eens heel langzaam omdat toevallig een kreupele edelman voorop liep. In hun zogeheten ‘smeekschrift’ vroegen de edellieden Margaretha om handhaving van hun voorrechten en drongen ze aan op matiging van de geloofsvervolging. In Antwerpen waren al een aantal protestanten gevangen gezet en dat leidde tot grote verontwaardiging. Margaretha wist dat het woord van haar broer Filips in Madrid haar leidstar moest zijn, maar ze was verstandig genoeg om in te zien dat de kettervervolging zoals haar broer voorstond tot opstand zou leiden. Omstanders zagen tranen van frustratie over haar wangen lopen toen ze het gezelschap beloofde de kettervervolging te verzachten. Ongetwijfeld ook uit frustratie had een van haar raadslieden de edellieden smalend ‘zwervers’ genoemd: gueux in het Frans en dat was niet onopgemerkt gebleven. Een paar dagen later, tijdens een vrolijk drinkfestijn, werd het woord verbasterd tot ‘geus’ en verheven tot eretitel. De edellieden hingen elkaar bedelnappen om de hals en riepen elkaar bij de geuzennaam en proostten op elkaars gezondheid.
De matiging van de geloofsvervolging hielp niet om de spanningen te verminderen. Predikanten brachten met openlucht optredens – ‘hagenpreken’ – grote menigten van protestanten en nieuwsgierigen op de been. De geboden vrijheid smaakte naar meer. De mensen werden vrijpostiger en bozer. Tijdens een processie door de stad Antwerpen sloeg de vlam in de pan en begon men spontaan met het stukslaan van heiligenbeelden en het slopen van kerkinterieurs. Dit vond plaats op 21 augustus 1566. In de maand vond de Beeldenstorm plaats, een deels spontane, deels georkestreerde campagne van vernielzucht die vanuit het zuiden naar het noorden woei en waarin honderden kerken en duizenden kapelletje van hun ‘afgodsbeelden’ werden ontdaan. De Beeldenstorm werd de uitendelijke aanzet tot de Tachtigjarige Oorlog. Toen Filips ervan hoorde, bleef hij een weeklang ziek op bed. Daarna gaf hij zijn beste generaal, de hertog van alva, opdracht om in de Lage Landen de orde te herstellen.

De Nederlandse leeuw stonden nu zware tijden te wachten: de hertog van Alva sloeg de handen aan het handvat van de drukpers. Toen deze met een leger arriveerde, maakte Willem van Oranje zich uit de voeten naar het familiekasteel in Dillenburg, Duitsland. Zijn vrienden de graven Egmont en Van Hoorn waren niet zo verstandig en werden door Alva op het plein in Brussel onthoofd. Alva richtte de Bloedraad op, liet ruim duizend mensen terechtstellen, confisqueerde de bezittingen van nog veel meer personen, ook die van de prins van Oranje. De lagere adel van het Smeekschrift was gevlucht, velen van hen werden ‘watergeus’ en hielden zich in leven met kaapvaart. Oranje verkocht het tafelzilver van zijn familie en verpachtte de Nassause landerijen om er een leger mee te financieren, dat hij in 1568 verschillende invallen in de Nederlanden liet doen. In het gevecht bij Heiligerlee, nabij Groningen, behaalden de opstandelingen onder leiding van Oranjes broer Lodewijk een overwinninkje. Maar de vreugde was van korte duur. Het offensief mislukte en het legertje van Lodewijk werd bij Jemmingen in hetzelfde jaar door Alva in de pan gehakt.

Op 1 april 1572 blies de wind een eskadertje watergeuzen toevallig richting Den Briel. Nadat bleek dat het stadje nauwelijks een Spaanse bezetting binnen de muren had, besloten ze het stadje in te nemen. Tientallen steden sloten zich aan, verklaarden zich voor de prins en tegen de Spanjaarden. Alva was getergd en besloot de drukpers nog verder aan te draaien. Doel was een paar steden zo exemplarisch te straffen dat geen Nederlander het meer in zijn hoofd zou halen het gezag van de koning uit te dagen. Hij nam Leuven in en moordde het uit. Daarna was Zutphen aan de beurt en op 1 december volgde Naarden. Na deze bloederige reeks sloten de Spanjaarden Haarlem in. De Haarlemmers redeneerden dat ze niets te verliezen hadden en besloten zich tot het uiterste te verzetten. Na een lang en uitputtend beleg viel de stad in 1573. Maar bij Alkmaar en Leiden zouden de Spanjaarden worden afgeslagen. De meedogenloosheid had slechts geleid tot Nederlandse vastberadenheid. De aanpak van de drukpers had gefaald en het zou niet lang duren voordat Filips de ijzeren hertog terugriep naar Spanje.