Historiepenningen 17de eeuw

1590 Front

1590: Het turfschip van Breda

1 jan, 1590 | Penningen

In 1590 breekt een nieuwe fase in de oorlog aan, de zwaarste tijden lijken voorbij. Twee jaar eerder was de ‘Onoverwinnelijke Spaanse Armada’ al door Engelse en Nederlandse schepen, en vooral dankzij de novemberstormen, tot wrakhout gereduceerd. Ook had de hertog van Parma van zijn koning opdracht gekregen zijn aandacht te verleggen van de Lage Landen naar Frankrijk, waar een protestant de troon had bestegen en die volgens de katholieke Filips tegen elke prijs moest worden verdreven. Hoopvolle ontwikkelingen voor de Opstand.

De nieuwe periode begon met een actie die gezien het resultaat – de verovering van een sterke vestingstad – tot de goedkoopste van de hele oorlog kan worden gerekend. Het idee om soldaten in een turfschip het citadel van Breda binnen te smokkelen was afkomstig van Adriaan van den Berg, de schipper die de troepen in de winter geregeld van hun turf had. De winters in de zestiende eeuw waren gemeen koud en turf was de voornaamste brandstof waarmee de soldaten zich warm hielden. Het plan was dat de mannen, eenmaal binnen het kasteel, ’s nachts de bezettingstroepen zouden overmeesteren en de poort zouden openen terwijl Maurits zich in de buurt ophield en snel met zijn leger kon optrekken om de burcht te overmeesteren.

Het schip werd eerst verbouwd. Timmerlui construeerden een zolder, waardoor de ruim 70 man onder het turf konden zitten tewijl een onwetende buitenstaander niet anders kon denken dan dat het hele ruim met turf was gevuld. Vanaf het moment dat het turfschip vertrok, liep alles tegen. Tegenwind en vorst hielde de schuit eerst een aantal dagen op. Daarna stootte het schip lek, waardoor het water maakte en de mannen in het ruim doorweekt raakten. Ze moesten voortdurend de handpomp bedienen om het schip drijvende te houden. Ondertussen raakte iedereen verkild tot op het bot. Dagen verstreken. Het schip kwam op een gegeven moment vlak tegen de buitenkant van het citadel te liggen, wachtend om te worden toegelaten. De mannen moesten pompen en stilzijn. Sommigen werden ziek en verkouden, maar een hoestbui of nies kon iedereen verraden. Eén van de soldaten, een jongen van achttien, vocht tegen de kriebelhoest en zou hebben aangedrongen hem de keel door te snijden om te voorkomen dat hij iedereen zou verraden.

Voordat het lossen van de turf kon beginnen werd het schip gecontroleerd. Maar de soldaten in de vesting hadden het ook koud en verwachtten niet een Nederlandse versie van het Trojaanse paard binnen te halen. Die nacht zwermden de mannen met hun verstijfde ledematen uit over de binnenplaats van het kasteel en schakelden de wacht uit. Na een kort en hevig gevecht kon de poort worden geopend en kwamen de troepen van Maurits binnen volgens plan. Kort nadat het kasteel zich had overgegeven volgde de capitulatie van de stad zelf. Het had het Nederlandse leger een paar man gekost en een turfschuit – een geringe prijs voor een zo strategische stad als Breda.

‘Het turschip van Breda’ werd bezongen in liedjes en verzen, het schip zelf is nog lang tentoongesteld in Breda. Belangrijker voor de oorlog was dat met deze actie de opkomst van Maurits van Oranje als veldheer begon, steunend op de samenwerking met de Landsadvocaat van Holland, Johan van Oldenbarnevelt. Zo’n tien jaar lang zou het leger van de opstandelingen vrijwel ongeslagen blijven.In het bestek van die periode werden de Spanjaarden uit Groningen verdreven, werden ze uit Overijssel geduwd en weggejaagd uit Gelderland en Brabant.

Op deze penning wordt de moed onderstreept die nodig was om zolang zo weerloos in de buik van een lekke schuit te zitten: ‘Parati vincere aut mori 4 nonarum martii’: Bereid om te winnen of te sterven. De 4e van de lentemaand. Op de andere kant: ‘Breda servitute hispana vindicata, ductu principis Mauritii a Nassau anno С1Э 1Э XC’: Breda van de Spaanse slavernij verlost door het beleid van prins Maurits van Nassau.