Historiepenningen 17de eeuw

1581_front

1581: afzwering van Filips II

1 jan, 1581 | Penningen

Deze penning memoreert één van de belangrijkste momenten uit de Tachtigjarige Oorlog: de afzwering van de machtigste vorst van Europa. Niet alleen werd Filips als koning het deurgat gewezen, op deze munt wordt het uitgebeeld met een beeldtaal die tegelijkertijd ludiek is en verheven. De hond verwijst naar een spreekwoord, het braaksel onder zijn snuit en de dreigende man met de knots achter hem verbeeldt de Spaanse tirannie. Plastischer kan de afkeer van een vorst nauwelijks worden uitgedrukt. Op de rechterzijde staan dezelfde figuren, maar wordt door de tussenkomst van God de tiran met de knots in de borst getroffen door een pijl. Toch valt er nog wel iets meer over te zeggen. We komen er zometeen op terug.

Voor Willem van Oranje en de opstandelingen vormden de jaren ’80 een duistere periode, en misschien wel de donkerste van de hele Tachtigjarige Oorlog. Die jaren zijn verbonden met de benoeming van een briljante generaal aan Spaanse zijde, Alexander Farnese, hertog van Parma, en diens onstuitbare opmars vanuit het zuiden in noordelijke richting.  Aan het begin van die periode vond ook nog eens ‘het verraad van Rennenberg’ plaats: de stadhouder van Groningen en Friesland, de heer van Rennenberg, liep over naar de vijand waardoor de Spanjaarden een uitvalsbasis in het noorden kregen en de opstandelingen letterlijk in de tang zaten.

In die benarde situatie zocht Oranje naar een bondgenoot, die sterk genoeg was om Filips te weerstaan en die Spanje zo vijandig gezind was dat op die bondgenoot kon worden vertrouwd. Hij vond die bondgenoot in Frankrijk, in François Hercule van Valois, de broer van de Franse koning Hendrik III. Deze prins, de hertog van Anjou, was bereid om het hoogste gezag over de opstandige gewesten te aanvaarden in ruil voor militaire protectie. Anjou zou als vorst en bevelhebber naar de Lage Landen komen om zodoende de band tussen de opstandelingen en de Franse monarchie met zijn persoonlijke aanwezigheid te belichamen. Deze hele transactie van soevereiniteit in ruil voor militaire hulp werd bezegeld in september 1580 bezegeld met het verdrag van Plessis-Lès-Tour.

De opstandelingen hadden dus een nieuwe landheer aangenomen, de volgende stap was het afstoten van de oude landheer, Filips II. Dat gebeurde een jaar later met de publicatie van het Plakkaat van Verlatinghe. Hierin werd de troon van Filips ‘verlaten’ verklaard en het werd verboden nog langer diens naam en diens zegel te gebruiken. Het was in staatkundig opzicht een existentiële daad: men keerde zich van de landsheer af. Maar een onafhankelijkheidsverklaring was het niet, er want een jaar eerder was immers een nieuwe soeverein aangenomen. Door het plakkaat van Verlatinghe een onafhankelijkheidsverklaring te noemen wordt ook de ernst van het moment miskend: Willem van Oranje had Frankrijk juist in de arm genomen omdat hij hoopte dat de afhankelijk van dat land de opstandelingen veiligheid tegen de hertog van Parma zou bieden.

Het mooie van deze penning is dat die wars is van de wat holle onafhankelijkheidsretoriek. Het drukt uit hoe zestiende-eeuwers loyaliteit zagen en hoezeer loyaliteit jegens tirannen kan gaan tegenstaan. De trouw aan een vorst werd uitgesproken in een eed, plechtig met twee vingers opgestoken en onder toeziend oog van God in de hemel, volgens vastgestelde formuleringen. Het was een verbale daad, met de mond bewerkstellingd; de band tussen onderdaan en vorst bestond uit stemgeluid. De plens braaksel laat zien wat de opstandelingen met die eed deden, al wil de man met de knots dat de hond alles weer naar binnen werkt. ‘Potius mori, quam ut canis ad vomitum 1581’: liever te sterven dan als een hond tot zijn braaksel te keren. Op de andere zijde van de munt komt God te hulp, verwijzend naar het verdrag met de hertog van Anjou: ‘perde qui contristant animam meam’ ofwel verdelg hen die mijn ziel bedrukken.

Willem van Oranje had grote verwachtingen van Anjou, maar zou daarin bitter worden teleurgesteld. Anjour begreep weinig van de binnenlandse verhoudingen en Oranje had de tegenstand tegen de nieuwe soeverein onderschat. In 1583 keerde de Franse prins, nadat hij tevergeefs Antwerpen had proberen te veroveren (de ‘Franse furie’), ontgoocheld huiswaarts. In 1584 overleed hij.