Historiepenningen 17de eeuw

1696_front

1696: Aansprekersoproer in Amsterdam

1 jan, 1696 | Penningen

De Negenjarige oorlog was al gevorderd tot zijn achtste jaar toen in Amsterdam een van de felste volksoplopen plaatsvond uit de rijke geschiedenis van oproeren in de Nederlandse Republiek. Tijdens de oorlog hadden de mensen de belastingen zien en voelen toenemen, maar veel had de bevolking er niet voor terug gekregen. Een slijtageoorlog leverde nu eenmaal weinig aanwijsbare voordelen op en hoewel Willem III incidentele overwinningen boekte, deed de vijand dat ook en was de slotsom toch dat deze strijd een geldverslindende uitdrukking was van een militaire remise. Dat kan er mede toe hebben geleid dat in Amsterdam, de grote geldschieter van de oorlog, de bom barstte toen de magistraat een begrafeniskeur aannam en een aantal mensen hun broodwinning in gevaar zag komen. En niet zomaar de eersten de besten, maar ‘aansprekers’.

Begrafenissen hadden in die tijd een theatraal karakter, waarvoor met name de aansprekers verantwoordelijk waren: zij riepen de dood van een bepaalde persoon om in de buurt, bij wijze van omgeroepen overlijdensadvertentie, en lieten van zich horen wanneer kort daarop de stoet met de kist en het lijk zijn weg door de stad naar de begraafplaats maakte. Het was een branche waarin gecertificeerde lieden werkten, maar er waren ook ‘vrije jongens’ wier tarieven zich buiten het reglement bewogen. De begrafeniskeur van Amsterdam voorzag in een vermindering van het aantal vrije jongens – in het geldende economische klimaat een explosieve maatregel.
De aansprekers lieten hun geoefende stemgeluid wijd en zijd horen en mobiliseerde de onvrede uit tal van andere maatschappelijke lagen, vooral de aller armste.
In januari trok een lawaaierige meute door de stad. Hun vaandeldrager had een blauw schort aan een stok gebonden, hun tamboer roffelde op een leeg biervat. De in het stadhuis aanwezige magistraat zag de scanderende meute naderen en nam onmiddellijk de benen, gevolgd door de dienstdoende militie.

De oproerkraaiers vatten moed en togen naar het huis van burgemeester Boreel, volgens hen verantwoordelijk voor de begrafeniskeur. Het huis werd geplunderd en grondig vernield. Daarna was de woning van een hopman van de stadsmilitie aan de beurt. Nog net kon door het uitrukken van de schutters het plunderen van een ander huis worden voorkomen. Intussen had de militie al wel het vuur op de menigte geopend, waarbij twee doden waren gevallen.

De volgende dag namen de relschoppers een ander regentenhuis op de korrel. Ondertussen waren de welgestelde burgers, gerespecteerde leden van de schutterijen, in het geweer gekomen om hun dierbare spullen en de openbare orde tegen het grauw in bescherming te nemen. Een burgeroorlog ontrolde zich tussen de bezittende en de arme bevolkingsgroepen. Het bekendste slachtoffer van het aansprekersoproer was het huis van de jood Pinto. Relschoppers hadden de deur ingebeukt en waren al druk bezig met plunderen, toen gewapende burgers met getrokken degens en geladen geweren binnendrongen; verschillende plunderaars werden neergeschoten en neergestoken zodat zich in dit huis een bloedbad afspeelde. Het was de finale van het oproer. Een aantal oproerkraaiers werd zonder pardon met een strop om de nek uit de vensters van de waag op de Nieuwmarkt gegooid of op andere wijze met snelrecht geëxecuteerd. Een drietal penningen, alle met dezelfde afbeelding maar verschillend van formaat, werden na het stillen van het aansprekersoproer uitgegeven als geschenk aan alle burgers die hadden geholpen de openbare orde te herstellen.

Op alle drie de penningen is een onrustige zee zichtbaar, met op de ene kant een ontstemde zeegod Neptunus die de ontketende stormwinden bestraft, in het Latijn de tekst: Het is het best de woedende baren te stillen. De andere zijde laat zien dat de zee weer is gekalmeerd, met het nest van de ijsvogel op de voorgrond, verwijzend naar de legende van Halcyone (zie 1584: Moord op Willem van Oranje). De vertaling van de Latijnse tekst luidt: De halcyons zijn teruggekeerd en de magistraat van Amsterdam schenkt zijn burgers deze penning als beloning van hun dapperheid en beproefde trouw 1696.