Historiepenningen 17de eeuw

1650 front

1650: Aanval Willem II op Amsterdam

1 jan, 1650 | Penningen

De Vrede van Münster zou het schip van staat schokken zoals die eerdere vrede, het Twaalfjarige Bestand, dat ook had gedaan. Door het wegvallen van de oorlogsdreiging en de noodtoestand bleken er ineens twee kapiteins op het campagnedek te staan: de prins van Oranje en de machtigste provincie, Holland. De prins omdat hij bevelhebber was van het leger, Holland omdat dit gewest 60 procent van de schatkist bijdroeg. In het Twaalfjarige Bestand had het de kop gekost aan Johan van Oldenbarnevelt en na de Vrede van Münster leken ook de regenten aan het kortste einde te trekken.

Prins Willem II pleegde een staatsgreep omdat Holland, en met name Amsterdam, bleven aandringen op bezuinigingen en op het snoeien van het leger en de vloot. Eind juli 1650 liet hij op één en dezelfde dag de stad Amsterdam insluiten door het Staatse leger én in Den Haag zes prominente regenten gevangen nemen, onder wie Jacob de Witt, vader van de latere raadpensionaris Johan de Witt.

De gevangenneming was het meest geslaagde onderdeel van de coupe, de overrompeling van Amsterdam mislukte volkomen. De postbode uit Hamburg had de legereenheden op weg gezien en waarschuwde de magistraat; toen de soldaten Amsterdam bereikten had Amsterdam de poorten gesloten, de sluizen opengezet en de kanonnen geladen.

Willem liet het niet op een beleg aankomen, en begon te onderhandelen met een delegatie. Nadat de Amsterdammers resoluut weigerden een bezettingsmacht toe te laten nam de prins genoegen met een onverwacht kleine concessie. Hij eiste dat Andries en Cornelis Bicker, harde kern van de zogeheten ‘Bickers Ligue’, voor eeuwig van het stadsbestuur werden buitengesloten. Amsterdam, en de Bickers, gingen akkoord, het Staatse leger brak op en keerde terug naar de barakken. De invloed van de Bickers zou zich weldra via aangetrouwde kanalen openbaren – Johan de Witt bijvoorbeeld zou in het huwelijk treden met Wendela Bicker.

Deze penning heeft betrekking op de eenvoudig behaalde aftocht van Willem met zijn troepen. Links de stad Amsterdam en twee rechter armen uit de hemel, de ene met een pijlenbundel in de hand, de ander met een olijventak. De voorgrond bestaat uit de golven van de Amstel, met daarop waakzame schuiten. Het randschrift luidt:   Een onverwacht soldatenmacht docht Amstel te overvallen maer burgers kracht (Godt gaf eendracht) bewaarde poort en wallen.

Op de andere zijde van de penning de zegenpralende vredesmaagd, die haar voeten op de rug van een krijgsman heeft geplant, in de ene hand de hoorn des overvloeds houdt ten teken dat afwezigheid van oorlog de aanwezigheid van handel en welvaart inhoudt, en in de andere hand en vaandel met vredesymboliek. Haar gezicht geheven naar de zon met het tetragram van Jahweh: Heer uw hand verwint het al, geef ons vrede.